Lezing van Prof. Dr. C. van der Kooi
God als investeerder en ondernemer
Geachte aanwezigen,
Wellicht hebt u toch even vreemd aangekeken tegen de titel van mijn bijdrage: God als investeerder en ondernemer. Kan dat wel, is dat niet oneerbiedig? De associaties met investeringen en investeerders zijn in onze samenleving niet onverdeeld positief, en dan druk ik het mild uit. Sommige equity-fondsen hebben een slechte naam gekregen doordat ze voor de korte termijn winst gingen en bedrijven of organisaties leegzogen en met grote schulden achterlieten. Ze maakten winst ten koste van anderen. Toch gebruik ik de beelden van investeerder en ondernemer. Niet omdat ze alles omvatten wat van de God van Israël en de Vader van Jezus Christus te zeggen is, maar wel geeft dit een perspectief, een venster op wat de kerk van deze God drie-enig gelooft. De wijze waarop de God van Israël zijn vermogen werkzaam maakt geeft zal ik gebruiken als een verhaal, een narratief dat licht werpt op wat William Baumol productief ondernemerschap heeft genoemd. Baumol onderscheidde tussen productief, onproductief en destructief ondernemerschap, Productief betekent een positief effect voor de bredere samenleving. Het bijbels verhaal geeft daar nog een verrassende aanvulling op; ik kom er op het eind van mijn verhaal op terug. Hoe dan ook, een positieve visie op investering en onderneming tref ik in het beleid van de Stichting Kerkelijk Geldbeheer aan. Het is een perspectief dat naar voren komt in de nieuwsbrieven en de column van de heer Copier, ter gelegenheid van wiens afscheid we hier in de St. Jan bijeen zijn. Er is niet alleen een financieel doel, financiële dienstverlening, maar de financiële dienstverlening staat in dienst van breder doel.
Investeerder als venster
Eerst nog maar een paar woorden over die metafoor – investeerder en ondernemer– speciaal wanneer u zich niet echt lekker voelt bij die metaforen voor God. Wanneer we woorden en beelden voor God gebruiken heeft dat altijd een risico en een grens. Neem de beelden van herder, koning, vader, of onpersoonlijke als rots, vuur, of de vergelijking met dieren als leeuw, als lam, ze hebben elk hun kracht, maar ze hebben ook hun beperkingen. Zelfs de aanspreekvorm die Jezus zijn leerlingen zelf in de mond legt: Onze Vader, draagt een risico in zich. Er zijn immers vaders die niet die bescherming en mogelijkheid tot bloei boden, die ze moesten bieden, vaders die niet transparant waren tot op God, maar dat beeld verknoeiden. Daarom geef ik direct maar mee dat het beeld van investeerder en ondernemer zeker niet alles over de God vertelt die de christelijke kerk belijdt, maar wel degelijk een venster opent. Investering is gericht op een opbrengst en het begrip van ondernemerschap omvat ook sociale elementen: er zijn andere partners in betrokken.
De genoemde begrippen komen uit de economie, en lijken daarom vreemd te zijn aan het bijbels of gelovig taalregister. Als we even iets verder kijken in de bijbel, in de geschiedenis die God is begonnen, treffen we evenwel allerlei elementen aan die direct met investering en onderneming te maken hebben.
De partijen in het project
Het begint al in Genesis. Daar wordt gezegd dat de Here God een hof plantte in de hof van Eden. Dat is een duidelijke investering in een project met een ondernemingsplan, waarin meerdere partners betrokken zijn, en waarvan één bijzondere partner, met wie een contract wordt gesloten; een open contract wel te verstaan. In een open contract is niet alles tot in de kleine lettertjes vastgelegd, er blijven open aspecten die door de partners moeten worden ingevuld. In theologische taal spreken we dan van verbond. Velen van u zullen nog wel op catechisatie gehoord hebben dat we dat het werkverbond noemden. Adam en Eva zijn de contractpartners. Hun wordt duidelijk gemaakt dat ze niet de eigenaars zijn, daarvan getuigt die ene boom waarvan ze niet mogen eten, maar al het andere staat tot hun beschikking. Adam wordt nadrukkelijk opgeroepen tot medewerking. De mens moet bewaken en bewaren, zorgen voor, namen geven aan de dieren. Hij is de oikonomikos, de beheerder of rentmeester van dit landgoed. Iemand dus met een duidelijke eigen inbreng. Dat is belangrijk. We zijn niet als stok en blok geschapen, we worden opgeroepen franchise-holders te zijn. We delen mee in de winst.
Voor de goede orde dient te worden opgemerkt, dat de mens niet de enige medewerkende partner is. Voordat de mens is geschapen en tot medewerking is opgeroepen heeft de Schepper de wereld al bouwrijp gemaakt, is het licht ontstoken, is de grond gedraineerd door de scheiding van land en zee, en zijn dieren en planten opgeroepen om vruchten voort te brengen naar hun aard. Er zijn meerdere partners, al zijn ze niet van dezelfde soort. Er is al een coöperatie gaande binnen de schepping in haar grote variatie, voordat de mens op het toneel verschijnt. Het is belangrijk dat te onthouden. De mens is de eerste noch de enige om wie het draait.
Wantrouwen en mislukking
God is als schepper van hemel en aarde een onderneming begonnen, roept een kosmos tot aanzijn en investeert daarmee van zijn goedheid en creativiteit. Na elke oplevering of fase spreekt Hij uit dat het werk van zijn handen goed is, letterlijk staat er in het hebreeuws ‘tof’, en dat betekent zoiets als goed voor zijn doel, functioneel, gaaf. Het is een investering die tegen de chaos, tegen het donker ingaat, tegen de vloek. Ik wil dat laatste hier uitdrukkelijk noemen.
Wanneer we het hebben over het scheppingswerk van God, dan is dat een investering die niet zonder kwetsbaarheid is. Van meet aan is er risico. In de Hof van Eden meldt zich een andere stem, die van de slang, de zaaier van wantrouwen. Die stem van de slang vertelt Adam dat ie niet zo naïef moet zijn, niet op God moet vertrouwen, maar voor zichzelf moet zorgen. Deze voorstelling van zaken en het daaruit voortvloeiende wantrouwen, de angst om te kort te komen omdat een onbetrouwbare God zijn beloften niet zal waarmaken, dat is het zaad dat in het hart van Adam en later bij Eva gezaaid wordt, en opschiet. De vertrouwensrelatie met God is verstoord, het eerste contract verbroken. De Hof van Eden zal een verlaten paradijs zijn, een verre herinnering. Het leven buiten de Hof is een leven van strijd, broedermoord zelfs. In Genesis 6 staat een harde, feitelijk afschuwelijke conclusie: “De HEER zag dat de mensen op aarde zeer slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht.” God krijgt spijt dat Hij de mens gemaakt heeft en besluit de mensheid bijna geheel uit te roeien (Gen. 6:5-6). Hij geeft het project evenwel een doorstart, met Noach. God sticht een nieuw verbond, eenzijdig zelfs, het is dus eerder een afspraak met zichzelf. “Nooit weer zal Ik alles wat leeft doden, zoals ik nu heb gedaan. Zolang de aarde bestaat, zal er een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en nacht, – nooit komt daar een einde aan” (Gen. 8: 21-22). Het is een beleidsvoornemen of liever nog contract met zichzelf dat getuigt van opmerkelijke eenzijdigheid. Een ondernemer die volhoudt en opnieuw investeert.
Claim op eigendom
Hoe gaat het verder? Ik maak een sprong naar Abraham. Er begint met de roeping van Abram of later Abraham een nieuw hoofdstuk. Diens roeping is een nieuw initiatief, een verbond, of laten we zeggen een open contract met grote vooruitzichten die aan Abram wordt geboden. Abraham en zijn nazaten zijn partner in dit verbond. Hij zal gezegend worden en via hem zullen de volken gezegend worden, delen in het leven en bloei waar deze God voor staat. We kunnen de heilsgeschiedenis lezen als een serie van initiatieven van de God van Israël om zijn eigendom weer in beheer te nemen, weer te claimen tegen de machten in die het werk van God bezetten en daarmee bederven. Ja, je kunt spreken van een bezettingsmacht of in termen van eigendom, veel van Gods eigendom lijkt in vreemde handen gekomen te zijn. Dat is in de geschiedenis een punt van discussie geworden. Van wie is de wereld die wij bewonen nu eigenlijk? Er zijn verschillende claims. In het verhaal van de verzoeking van Jezus in de woestijn manifesteert zich de duivel als de overste van deze wereld, als rechtmatig eigenaar. Hij legt een claim op de wereld en gaat van daaruit in onderhandeling met Jezus. Jezus wijst zijn aanbod af. De theologie heeft zich er door de eeuwen heen mee moeten verhouden dat in de wereld, die toch van God is, zich ook een andere macht heeft genesteld die zijn claim op mensen en dingen legt. In de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe (Matt 13:23-30) zien we een eigenaar die zijn opschietend zaaigoed bedreigd ziet door giftig kruid dat ernaast opkomt. Er is een vijand die toen ieder sliep dat heeft gezaaid. Het is duidelijk dat het in beide gevallen een strijd gaande is, een gevecht om trouw te blijven aan zijn Vader en het oog te houden op het doel.
Terug naar het Oude of Eerste testament waar heel veel beelden langskomen die te maken hebben investering en project. Op verschillende plekken wordt Israël een planting genoemd, een wijngaard die de God van Israël heeft aangelegd. Hij verwachtte er de vruchten van, dus opbrengst. Hij verwachtte goed bestuur, maar zie het was bloedbestuur (Jes. 5:7). Het project leek geregeld te mislukken. Het project lijkt te stranden. God loopt dus kredietrisico. Een heel flagrant voorbeeld van stranding of een bijna faillissement treffen we aan in de geschiedenis van het Gouden Kalf (Ex 32-33). Het volk is ongeduldig geworden. Wat moet je met een God die zo lang wacht met de levering van wat beloofd is, en dus grijpen ze naar de producten die hen vanuit de Kanaänitische omgeving worden aangeboden. De wereld van het Kanaänitisch pantheon zat vol reclame voor direct resultaat, voor groeifondsen met hoog rendement. Eén klik op de knop en je had het: dat, wat mooi was, onmiddellijk bevredigde, zelfs in een roes kon eindigen. De wereld van korte termijn, instant geluk en genot, dat is het Gouden Kalf. Dat ziende constateert God dat zijn project mislukt is.
Met dit volk wil het niet. Hij loopt tegen een faillissement op, en wil een doorstart maken met Mozes. Leest u het maar na in Exodus 32 en 33. Het is op dat moment Mozes die met God in onderhandeling gaat. Let wel, hij zegt niet tegen God dat die Israëlieten toch heus aardige mensen zijn, nee, hij herinnert de Heilige Israëls aan zijn eigen plan, en niet te vergeten, zijn Naam. Wat zullen de volkeren wel zeggen als hij er de brui aan geeft? Dan hebben de critici en de lachers het gewonnen. Uiteindelijk laat God zich overreden om mee te gaan.
Eerst wil Hij enkel nog zijn engel sturen, een soort case-manager, maar daar neemt Mozes geen genoegen mee. Hij moet zelf meegaan.
Wat gebeurt hier? De Heilige Israëls die aanloopt tegen een investering die grandioos lijkt te mislukken, en die zich weer laat ompraten, of liever zich laat herinneren aan zijn oorspronkelijk voornemen. Waartoe had u dit volk geroepen? Toch zeker om heel de wereld te herwinnen? Daarom bent u toch begonnen met Abraham, Izaäk en Jacob. Zet nu toch door!
Je kunt de geschiedenis van God en zijn volk op weg naar het beloofde land door deze bril bekijken. God die een onderneming, een project is gestart, een doel voor ogen heeft, en die voortdurend weer met zijn franchise-nemers moet onderhandelen, tegen ze aanloopt. Maar steeds is er ook weer nieuw initiatief, nieuwe investering.
De vestiging van het koningschap in Israël was een nieuw initiatief, een nieuwe manier van governance die leek op wat in de wereld rondom dit volk gewoon was. De splitsing van het koningschap over een noordelijk tien stammenrijk en het zuidelijke tweestammen rijk, de wegvoering van de tien stammen in ballingschap, het zijn een dramatische ontwikkelingen, een teloorgang van een deel van de onderneming.
Zo wordt de zending van Jezus door hem zelf verteld als een nieuw initiatief van God als eigenaar, als investeerder. Ik herinner u aan de gelijkenis van de pachters, in al de drie synoptische evangeliën aan te treffen (Mk 12: 1-9; Mat 21: 33-46; Lk 20:9-19). Een man legde een wijngaard aan en omheinde die. Hij groef een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Hij verpachtte de wijngaard aan de pachters en ging op reis. Als de eigenaar zijn deel van de opbrengst opvraagt krijgt hij nul op het rekest. Alle gezanten worden afgewimpeld, zelfs met geweld de deur gewezen. En dan volgt het: Ten slotte was alleen zijn geliefde zoon nog over. Die stuurde hij als laatste naar hen toe.
Maar dat loopt faliekant verkeerd af. Ze doden hem. Wat zal de eigenaar doen? Dat is de open vraag waarmee de passage eindigt.
Die open vraag wordt beantwoord door God zelf. De opwekking van deze Zoon is een nieuw initiatief van God. Terwijl de leerlingen en alle omstanders denken dat het afgelopen is, komt God de Vader met een onverwacht, nieuw initiatief: de opwekking van Jezus uit de dood. Wat mensen ten kwade gedacht hadden, wordt door Hem ten goede gekeerd. De macht van dood en zonde wordt gebroken. Het is een stap, zoals de zending van de heilige Geest ook weer een stap is; de grenzen worden doorbroken naar andere volken en talen. Wat lokaal begonnen is, wordt getransformeerd tot een internationaal project. De kerk, het lichaam van Christus als ‘international’ met een bedrijfsvoering die aangepast wordt aan lokale omstandigheden en condities.
Productief ondernemerschap
Wat is kenmerkend voor deze investeerder en ondernemer? (1) Hij neemt initiatief, durft te investeren, kent dus de notie van offer, omdat hij gericht is op latere opbrengst. (2) Hij wil het project niet op zijn eentje doen, maar doet het met medewerkers, franchise-holders. (3) Hij gaat voor de lange termijn, en bij
mislukking zoekt hij naar nieuwe wegen. (4) Dat vraagt om moed en geduld, het aangaan van risico. (5) Er is een verder weg gelegen doel. Hij wil anderen deel geven aan zijn eigen goedheid, leven, creativiteit, en is daarom uit op bloei, op het heil van de mensen.
Het is op dit punt dat het bijbels verhaal een element toevoegt aan de ondernemerstheorie van Baumol. Bij Baumol is het positieve effect voor de samenleving bijproduct, en niet meer dan dat. Het was niet doel. Het verder gelegen doel van het bijbels narratief is het koningschap van God, God alles in allen. In de bijbel treffen we daarom het verhaal aan van een investeerder die over zijn eigen schaduw springt, of liever, die redenen neemt uit zichzelf tot nieuw initiatief, ook als dat hem zelf beschadigt. In termen van ondernemerstheorie: self-transcendence. Theologisch geformuleerd, hij neemt redenen uit zichzelf, of in theologische taal, we stoten op Gods soevereiniteit, zijn aseitas, de verkiezing.
Staat de taal van investeren en ondernemen op gespannen voet met de theologie? Soms blijken ze dicht bij elkaar te liggen of elkaar te belichten. Een kenmerk van self-transcendence is geduld en bereidheid verlies te lijden met het oog op de opbrengst (waarin de ondernemer blijft geloven). Ik tref dat besef ook aan in de stukken van de SKG: helpen waar geen helper is, projecten die anderen mogelijk als verliesgevend zien, wilt u nog eens opnieuw naar kijken, om samen te kijken welke verandering nodig is om een overeenkomst te sluiten die wel mogelijk is. En daarbij als aardse investeerder bereid zijn om met beduidend minder genoegen te nemen met het oog op een eeuwige opbrengst!
Als de kaders wegvallen, de plausibiliteit van geloof en kerk in de samenleving betwijfeld wordt, vraagt dat om moed, voorbij aan dat wat veilig en vertrouwd is, investering met risico. Juist dat bouwt aan de opbouw van geloof in een goede Schepper en een goede schepping met een hoopvolle toekomst.
God als investeerder? Ja, in zijn eigen soort. Een investeerder die soms over zijn eigen schaduw springt. In dat licht zullen we geld en goed mogen bezien. Het zijn middelen toevertrouwd aan kerkenraden en kerkrentmeesters, en daarin speelt de SKG een belangrijke rol. Het is vermogen, niet bedoeld om erop te blijven zitten, niet om in de grond te stoppen, maar om werkzaam te maken in dienst van Zijn koninkrijk en als ze het in grond investeren dan met het oog op bloei, van mensen en dieren, tot eer van God.
Ik dank u voor uw aandacht.
Meer weten? Neem direct contact met ons op.
Accountmanagers
Neem direct contact op met een accountmanager
Bertil Prins
info@skggouda.nl
(0182) 58 80 60
André Boer
info@skggouda.nl
(0182) 58 80 61